Ik onderschat de waarde, de verbindende en bevrijdende kracht van kunst zeker niet, integendeel, maar meningen daarover verschillen nogal; zoals bij alles zijn er voor- en tegenstanders: les gôuts et les couleurs... over smaak valt niet te twisten…
Toch ligt tussen ‘voor en tegen’ – ‘zwart en wit’ – geen grijze zone, want alle kleuren van het leven zijn er te vinden. Dat maakt kunst uiteindelijk zo boeiend. Polemiek over kunst is van alle tijden, dat gaat echt alle kanten op. Soms is het best interessant. Ik las ergens dat kunstenaars leugens gebruiken om de waarheid te vertellen – voor wat het waard is… en toch – ook al pleit ik voor de kracht van verbeelding – leerde ik dat de werkelijkheid veelal de fantasie overstijgt. Ik herinner mij ook de sixties met ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’: trompetwoordenvoor ‘iedere vogel zingt zoals hij gebekt is’. Tja… zo kunnen we nog wel een tijdje bezig blijven.
Hoe zit dat eigenlijk met ‘moderne’ kunst ?!? ik probeer(de) het te begrijpen:
Ik hou van kunst, in al zijn vormen: laat dat duidelijk zijn. Toch moet het gezegd: niemand heeft ooit beweerd – ook ik niet – dat ik er veel zou van afweten, vooral dan van ‘moderne’ kunst, maar toch wou ik mijn best doen om ‘mee te zijn’, vooral sinds de tijd dat ik samenwoonde met een begenadigd schilderstalent. Door mij dank zij haar meer in het schildersmilieu te bewegen heb ik kunst ook meer naar waarde leren appreciëren door er toch iets meer van te begrijpen… zo dacht ik toch.
Ik had heel wat ontmoetingen met al of niet begaafde (hobby)schilders (men spreekt oneerbiedig ook wel eens van zondagschilders), academisch geschoolde en hoogingeschatte of zelfverklaarde ‘artiesten’ en hun werk. Ik bezocht musea (echt of virtueel) tot in Barcelona, New York, Londen, Parijs… ik ging naar tentoonstellingen van Dali, de Latemse ‘school’, Schiele, Turner, Bacon, Alechinsky ea... Ik ben altijd een bewonderaar gebleven van het ‘métier’ van grote kunstenaars.
Het is voor mij ook nooit eenvoudig geweest om mijn weg te vinden in de kunstwereld – ik ben duidelijk geen artiest – en daarom hoopte ik op een verrijking toen ik op een keer mee mocht naar Londen met bevriende ’kunstschilders’ naar een belangrijke tentoonstelling in Tate Gallery. Onderweg door Londen twijfelde ik over de weg die we namen maar hield mij in om mijn ‘gidsen’ te bevragen of we wel naar het juiste museum op weg waren; zij waren tenslotte de ‘kenners’... maar uiteindelijk belandden we na een hele ‘expeditie’ in de verkeerde Tate Gallery (er is er meer dan eentje)… en niet in Modern Tate waar de bewuste expo doorging. Ik bleef kalm maar vroeg mij voor het eerst af of kunstenaars – ondanks mijn grote sympathie – wel de beste wegwijzers zijn in het leven ;-)). Quod erat demonstrandum!
Ik probeerde te leren uit gesprekken en discussies, zelfs met ‘kunstpaus’ Jan Hoet. Stilaan dacht ik er toch iets van te begrijpen en op een dag durfde ik er bij de voorstelling van de nieuwe collectie in het S.M.A.K. al iets zelfzekerder mijn mening over geven – in dit geval over een conceptueel werk en de vraag wat dat met kunst te maken had, waarop ik ter plekke door iemand werd terechtgewezen met een smalende reactie: ik werd een ‘dilettant’ genoemd wegens ‘te veel vanuit mijn naïeve buikgevoel’: “hou je mond over iets waar je geen verstand van hebt.” Het was echt niet leuk: ik sta altijd open voor kritiek maar het mag wel wat tact hebben. De hautaine houding van de man hielp me wel om hem te relativeren: toen hij een pedante uitleg gaf bij het werk zegden zijn holle bolle woorden mij even weinig als het ‘kunstwerk’ zelf.
Het heeft mijn respect voor kunstenaars niet veranderd – het was trouwens ook geen artiest maar een zelfverklaarde ‘kunstcriticus’ die mij die onrespectvolle veeg uit de pan gaf – maar ik denk sindsdien dat het beter is, vooral voor mijzelf, om wat voorzichtiger te zijn met mijn meningen over kunst en ze misschien voor mijzelf te houden als men er niet naar vraagt, of op zijn minst kieskeuriger te zijn bij het kiezen van de mensen met wie ik het wil delen. Het is natuurlijk ook niet van levensbelang, want in de crazy world van vandaag zijn er belangrijker dingen om van wakker te liggen. Toch blijft kunst een belangrijke antidote tegen de gruwel en het onrecht op deze aardkloot: lelijkheid kan je alleen met oprechtheid – en als ‘t kan met schoonheid – te lijf gaan.
Maar ik blijf hoe dan ook een vrij mens: daarom durf ik mijn gedachten errond hier toch eens de vrije loop laten.
Ik herhaal een quote van Hugo Claus: “(Kunst)critici zijn ook mensen, maar sommige van hen slagen er verdomd goed in om dat te verbergen.”
Woorden?! Ik speel er graag mee en op die manier heb ik één keer zachtjes wraak genomen. Op een dag dacht ik de kans te krijgen om die botte criticus op zijn plaats te zetten... zo dacht ik althans. Een kennis uit de artistieke sien van Gent vroeg mij – tot mijn grote verrassing – om een openingsspeech te schrijven voor de tentoonstelling van één van zijn vrienden, die ik zelf niet kende... ik had dat wel al eens met succes voor een andere bevriende kunstenaar gedaan maar ik dacht deze keer aanvankelijk dat de vraag niet ernstig was; het bleek uiteindelijk toch een ‘serieuze’ vraag. Het betrof zeer abstracte schilder‘constructies’(?) en collages die mij niet echt konden boeien. Toen ik – op zoek naar inspiratie voor mijn tekst – ging kijken naar het werk in het atelier van de ‘artiest’ bleek het (in mijn ogen natuurlijk!) om geklieder te gaan dat voor ‘ultra-moderne’ kunst moest doorgaan; je moest – zo dacht ik althans – echt geen kunstkenner zijn om dat aan te voelen; ik vond het absoluut geen kunstwaarde hebben, kortom: ik had er niets mee. De ‘artiest’ was ook vrij arrogant naar mij toe – hoewel ik voor hem een introductie zou schrijven voor zijn tentoonstelling – en vond zichzelf heel wat. De hele affaire was naar mijn gevoel duidelijk over het paard getild. Ik voelde mij niet gerespecteerd en dacht te passen voor de opdracht... maar toen hoorde ik dat die fameuze ‘kunstcriticus’ uit het S.M.A.K zijn vriend was, dat die met de werken hoog opliep en ook naar de vernissage zou komen. Een wraakengeltje kwam op mijn schouder zitten en overtuigde mij om toch aan de slag te gaan.
Wel! Ik zit zelden om woorden verlegen maar deze keer kreeg ik niets op papier. Trouwens: hoe loof je iets waar je niet in gelooft? Ik wou dan eigenlijk de ironische kant op gaan (dat duiveltje), maar ik kwam er niet uit.
Tot ik in die periode – per toeval – via een vriendin kennis maakte met ‘Zwart vierkant’,het beroemdste en meest kenmerkende, suprematistische, schilderij van de Russische avant-gardistische schilder Kazimir Malevitsj. Het was niet echt een modern hedendaags kunstwerk maar in zijn tijd was de kunstenaar best nieuw en controversieel: zoiets was toen nog nooit gezien… Maar weer had ik het moeilijk: een zwart geschilderd vierkantig stuk canvas… was dit nu kunst? Ik probeerde het in de kontekst van de tijdsgeest te plaatsen: de nakende Oktoberrevolutie, de opstand van het proletariaat tegen de Tsaar en de aristocratie, de nood aan de ongebondenheid van de kunstenaar; in 1920 klonk het in de Svomas (de ateliers voor vrije kunst in Moskou) als volgt: “Vergeet de grote theorieën, als je zelf nooit eens geëxperimenteerd hebt… In de kunst gaat het erom je eigen innerlijke drang te ontdekken… Theorie is slechts een analyse achteraf”.
Malevitsj zelf gaf zichzelf de titel ‘behoeder van de kunst’ en maakte – nogal tegenstrijdig vond ik – van de vrijheidsgedachte eerder een propagandamiddel tegen ‘de reactionaire bourgoisie’: *“De kunstenaar moet aan het figuratieve voorbij gaan, de wereld bevrijden van de ketens der zwaartekracht. De zwaartekracht is een bindende kracht, die hij dient overstijgen, zodat de aarde, bestuurd door de menselijke wil, zich vrij door de lucht kan bewegen… als een gigantisch ruimteschip”.Van trompetwoorden gesproken...
Andere kunstenaars, zoals Chagall, noemden hem een fantast en weigerden mee te gaan in die kosmische ‘onzin’. Volgens hen moest de kunst de werkelijkheid niet verfraaien, maar reconstrueren enz…
Ik had het gevoel dat die artiesten meer bezig waren met hun eigen retoriek dan met hun kunst.
In een recensie over het ‘Zwart Vierkant’ las ik verder: *“een schilderij van Malevitsj is niet zomaar mooi of lelijk! Malevitsj heeft alle onzin uit het verleden afgezworen… de artistieke conventies verpulverd, de regels voor perspectief, anatomie en esthetiek… om een totaalkunst te creëren… het bevrijdende niets !” Nog meertrompetwoorden. Ik wou daar echt naar luisteren omdat de kunstkenner die dit zei niet van de minste was, maar kon mij niet ontdoen van een onwennigheid door de pedante stijl van de quote. Ik had moeite het serieus te nemen, maar anderzijds bracht het mij op een idee ivm mijn opdracht. En toen ging het schrijven als vanzelf.
Ik gooide wat hoogdravende woorden en uitdrukkingen bij elkaar tot een absoluut nietszeggende tekst die wel klonk als een fanfare (trompetwoorden, weet je wel) maar absoluut geen relevante inhoud had (‘gebakken lucht’ zoals Marc Didden dat benoemt). De speech stond dus vol van holle bolle woorden:
“Loskomen van de materie, de kracht van de ambivalentie van het verhaal, de dualiteit van de boodschap, een avontuurlijke – nooit geziene – schriftuur met een zeer persoonlijke toets, een moedig herschrijven van de artistieke regels vanuit een nieuw authentiek artistiek élan, raakpunten met een nieuw filosofisch universum, het yin en yang van de creatie, afrekenen met de valse esthetiek van de elite, het moedige doorbreken van limieten, een gedurfde aanval op cultuurimperialisme”…. enz... een blaadje vol.
Ik dachtdat men wel zou door hebben dat ik het hele gebeuren niet serieus nam maar tot mijn grote verbazing werd de tekst goed bevonden en werd die ook integraal, met veel bombarie, door een bekende acteur voorgelezen op de vernissage van de tentoonstelling, waar ik uit nieuwsgierigheid toch maar naar toe was gegaan. Het publiek kon de speech blijkbaar best smaken, de ‘kunstenaar’ was opgetogen en ik zag dat de betreffende ‘kunstcriticus’ ook enthousiast applaudisseerde, terwijl ik een heel andere reactie verwacht had. Ik snap het vandaag nog steeds niet maar toen ben ik dan maar stilletjes weggegaan want het glaasje goedkope schuimwijn was er net te veel aan, en ik had echt geen zin in een nog onsmakelijker discussie met de ‘kunstcriticus’. Het interesseerde mij eigenlijk niet meer.
Eerlijk gezegd: mijn gedoe was natuurlijk pure kolder maar eigenlijk niet zo moeilijk om te schrijven eens je het systeem snapt... als je de trukendoos opent kom je een heel eind… En altijd kom ik zelf weer terug naar die ene zin: “honi soit qui mal y pense”.
Een degelijke, echt eerlijk onderbouwde en gemeende – serieuze – recensie schrijven, dat is andere koek. Dat laat ik in het vervolg aan ervaren kunstkenners over.
Hoe ik vandaag met snobistische kritiek omga? Onheuse aanvallen op mijn meningen (of op mijn persoon) kan ik met steeds humor tegengaan: ik laat niet (meer) raken aan mijn zelfbeeld. (met zoiets als : al wat je zegt ben je zelf…)
Onlangs vond ik een grappige quote van iemand die mij aanspoorde ‘het’ allemaal niet meer te serieus te nemen:
“Moderne kunst is helemaal niet moeilijk: als het aan de muur hangt, is het een schilderij, als je errond kunt lopen een beeldhouwwerk”(Tom Stoppard: Engels toneelschijver): Oef! Een vleugje sarcastische humor. Dat helpt om de eer aan mezelf te houden.
Alle gekheid op een stokje: een volgende keer zou ik mij wel laten betalen voor zo’n klus… veel opdrachten zitten er dus denkelijk niet meer in ;-)).
Gelukkig zijn er zoveel talentvolle artiesten en is er zoveel prachtige kunst in zoveel verschillende disciplines die mij kunnen ‘begeesteren’: romans, poëzie, schilderijen, beeldhouwwerken, architectuur, muziek, fotografie, theater, opera, ballet, film… en steeds nieuwere technieken bieden zich aan, èn zeker ook integere kunstkenners.Dat alles maakt het leven zoveel mooier... en boeiender!
Daar heb ik wel geen zichzelf verheerlijkende arrogante ‘kunstcritici’ voor nodig.
_________ars cracia artis…ars omnia vincit _________Fantastoricus_________
afbeelding: oa‘Het goudeerlijke zwart’ van Kazimir Malevitsj
bron: *‘Liefde in oorlogstijd’ (Jack Manini, Olivier Mangin)
meer op de blog fantastoricus.strikingly.com of facebook van Raphaël Snoeck
reageren kan ook op raphaelsnoeck@skynet.be