What’s in a name? Pessimisme (van het Latijnse ‘pessimum’: slechtste) gaat ervan uit – in tegenstelling tot optimisme – dat deze wereld niet de beste van alle mogelijke werelden is. Deze opvatting is vaak gerelateerd aan de gehele werkelijkheid, in andere gevallen kan iemand pessimistisch zijn over een specifieke situatie, mogelijkheid of toestand; de stemmingof de affectievetoestand van het individu in kwestie kan mee oorzaak of gevolg zijn.
Hoe veelzeggend of accuraat is een benaming, een etiket ? Iedereen kent wel goede en minder goede tijden, en de stemming die daar bij hoort. Zelfs een zogenaamd optimistische ziel kent wel eens een dieptepunt en ziet het – zoals dat dan heet – even niet meer zitten; slaat die mens dan ineens mentaal om en wordt die dan op dat moment ineens een pessimist? Wordt die dan het compleet tegengestelde van wat men eerder van hem/haar dacht, alsof er geen weg terug is, of een tussenweg. Ik onthou: Niet hoe je valt … maar hoe je opstaat… en elke dag een stap brengt ons weer wat hoger op de trap... Eigenlijk zoek ik al lang naar nieuwe benamingen die wat meer evenwicht mogelijk zouden kunnen maken in de manier waarop wij de yin en yangmomenten in het leven bekijken, en benoemen, er mee omgaan. Ik hou sowieso niet van “stempels” als het over het gevoelsleven van mensen gaat. Het klopt ook niet om zomaar conclusies te trekken uit momentopnamen. Elk leven heeft lichtere en duistere kanten. Het is al heel wat als je die in balans kan houden.
Nu en dan verrast iemand mij toch door een ‘nieuwe kijk’ op oude etiketten. Het woord dat vandaag misschien best bij mij past is ‘realist’maar er wordt toch meestal snel ‘doorgestempeld’ naar de diepgewortelde uitersten zoals optimisme en/of pessimisme. Tussen die zwart-wit stempels bevindt zich nochtans geen grijze zone maar zijn veeleer alle kleuren te vinden die elk leven boeiend en uniek maken. Enige nuance bij het etiketteren is dus zeker een goede zaak. Enkele op zijn minst opmerkelijke filosofische gedachten over pessimisme en optimisme – grote dooddoeners onder de “stempels” – vind ik bij Theodore Dalrymple*. Op zijn manier helpt hij mij om (ver)oordelende etiketten wat te relativeren. Ik geef ze hier mee voor wat ze waard zijn:
“ Zogenoemde pessimisten zomaar wegzetten als doemdenkers is te kort door de bocht. (Die benamingen komen trouwens niet van henzelf maar worden hen door anderen gegeven – de gekende stuurlui aan de wal).
Eén van de voordelen van pessimisme is het ècht kunnen waarderen als er iets goed gebeurt.
Pessimisten hebben geen behoefte aan dat onafgebroken streven naar en het dwangmatig etaleren van “geluk”, en gedragen zich niet alsof verdriet en andere gevoelens rond afscheid en verlies “abnormaal” zijn, laat staan vermijdelijk zijn.
Pessimisten hebben een groot gevoel voor humor, kunnen goed relativeren en zijn eigenlijk ‘gelukkiger’ dan optimisten.
Optimisten kunnen soms ook best saai en voorspelbaar stereotiep zijn in hun discours, terwijl pessimisten veelal veel interessanter zijn.
Uiteindelijk zijn gematigde pessimisten rustiger; ze hebben het over het algemeen ook veel meer naar hun zin in het leven dan dwangmatige optimisten want zij kunnen vooral genieten van het moment.”
“There is a crack in everything. That’s how the light gets in !” (Leonard Cohen). Het is moedig om de duistere kanten van het leven te erkennen en te benoemen om daar doorheen het licht te willen/kunnen zoeken, te zien en te waarderen, het na te streven. Als je een donkerder moment kan/mag benoemen en delen met iemand kan je op zoek gaan naar manieren om er mee om te gaan en de juiste hulp te vinden als dat nodig is.
Je kan zogenaamd pessimisme dus ook anders bekijken: het kan een dappere manier van nadenken zijn; het is ook moedig om buiten de lijntjes te kleuren.
Het is natuurlijk goed de positieve kant van elke medaille te zoeken – dat is zonder meer de beste attitude – maar een goed gedoseerde erkenning en aanvaarding van de schaduwkanten van het lot vormt een gezond tegengewicht tegen de soms demagogisch-positieve goeroes die ons als een kudde schapen naar de illusie van een hemel op aarde willen dwingen.
Toen ik destijds het ‘oerboek’ “De kracht van positief denken” van Dr. Norman Vincent Peale in handen kreeg had ik meteen argwaan over een gevoel van indoctrinatie dat er voor mij mee gepaard ging (zijn succes als predikant in New York deed mij denken aan de fameuze cultussen van Amerikaanse kwakzalvende TV-predikers en hun zogenaamd bevrijdende/helende “kerkgemeenschappen”). Volgens zijn “leer” kunnen mensen negatieve en depressieve gedachten en minderwaardigheidsgevoelens overwinnen vanuit de kracht van het gebed en van het geloof: bijbelteksten en gebed als vorm van concentratie en zelfdiscipline – als hulp om anders te handelen en problemen te overwinnen om zo tot een gelukkig en succesvol leven te komen. Ik begrijp best dat er mensen zijn die kracht kunnen vinden in hun geloof maar dit hallelujah-pamflet was voor mij te belerend, terechtwijzend en betuttelend, ook omdat ik die geloofsdoctrine toen al een tijd niet meer kon onderschrijven...
Ik hoop natuurlijk ook dat alles wel in orde komt maar dat zal niet vanzelf gaan en ik denk ook niet dat ik daarvoor op een 'big brother' moet rekenen want hoop is een verlangen waar we zelf onze schouders moeten onder zetten.
Een goede vriend van mij is een pijnpatiënt door een gewrichtsziekte – en ik ondervind zelf aan den lijve wat dat kan betekenen – met weinig ‘positieve’ vooruitzichten. Hij blijft toch zoeken en proberen, klaagt niet echt en blijft zijn gevoel voor humor bewaren. Slechts één ding zit hem dwars: vaak, als mensen vragen hoe het met hem gaat en hij naar waarheid rustig wil antwoorden en denkt zijn hart even te kunnen luchten, wordt hij heel snel onderbroken – nog voor er echt naar hem geluisterd is – met een obligaat “jamaar, niet doemdenken, je moet positief denken”. ‘t Zal wel goed bedoeld zijn, maar met echte empathie heeft dit niet veel te maken. Hij wordt op die manier iedere keer weer onderuit gehaald als een zwartkijker – zeg dus maar een pessimist – die niet goed bezig is, terwijl hij één van de moedigste, waarachtigste en aangenaamste mensen is die ik ken. Als je niet wil horen hoe het echt met iemand gaat… vraag het dan niet.
Die positieve boutade kan zelfs cynische gevolgen hebben. Toen een vriendin na jaren vergeefs vechten tegen darmkanker, met operaties en heel wat chemo, heel moedig besloot om de handdoek in de ring te gooien, alle behandelingen te stoppen en zich bewust naar het levenseinde te richten samen met haar dierbaren, kreeg ze ook dàn nog figuurlijk ‘positieve kletsen’ rond haar oren, vooral vanuit dwangmatig religieuze hoek, of wat daar dan ook moet voor doorgaan, alsof haar beslissing alleen maar negatief en zelfs als zondig kon bestempeld worden. Ik was er bij toen ze – helemaal tegen haar mooie natuur in – als ‘darmlijder’ op zo een dwingende positieve preek plots sarcastisch antwoordde met: “Stop! Ik krijg er het schijt van”. Een verlossende lach van haar beste vrienden was op dat moment haar bekroning.
Mijn eigen flirten met “de wet van Murphy” (‘als er iets mis kan gaan dan zal het mis gaan’) is een eerder humoristische dan fatalistische manier om de minder leuke gebeurtenissen in mijn leven te ”counteren”. Wij hebben sowieso allemaal nood aan ‘coping’: een manier om om te gaan met ‘les choses de la vie’.
“Pessimisme wordt vaak onderschat. Het kan ook een motor zijn. Het zet mensen aan tot hoopvolle acties vanuit het besef dat er heel wat kan verbeteren in onze wereld. Fuck de matrix !”**
Ik hoor zelf – denk ik – eigenlijk niet echt thuis bij de gestigmatiseerde optimisten of pessimisten. Daarvoor ben ik zoals gezegd een te grote realist; maar soms kom je onvermijdelijk toch uit bij één of ander ‘kamp’ bvb als je conclusies probeert te trekken uit het klimaatprobleem, het oprukken van verontrustend populisme en extreem nationalisme en hatelijk racisme, het onbeschaamde fake news en het schrijnend verhaal van mensen op de vlucht – als je gaat nadenken over de toekomst van de wereld en de mens.
Sinds ik zelf niet meer op zoek ben naar het obligate ultieme “grote geluk”, geniet ik bewuster van duizend kleine gelukjes. Ik snap ook steeds beter de boodschap achter “het delen van het brood.”
_____________________________Fantastoricus________________________
*Th. Dalrymple is het pseudoniem van Anthony Daniels (“door een pseudoniem schep je een afstand tussen jezelf en diegene die schrijft”). Hij werkte als psychiater in een ziekenhuis en in verschillende gevangenissen in Engeland. Gebrek aan mensenkennis kan hem echt niet verweten worden.
** Theatermaker Haider Al Timimi.
meer op de blog via URL fantastoricus.strikingly.com of facebookvan Raphaël Snoeck
reageren kan ook op raphaelsnoeck@skynet.be