In de tweede helft van de achttiende eeuw werden onze contreien geplaagd door roversbendes die vooral het gewone volk teisterden. Ten gevolge van de Oostenrijkse successieoorlog vielen in 1745 de Franse troepen de Oostenrijkse Nederlanden binnen; plots moest nu – na de Oostenrijkse soldaten – ook het Franse leger gevoed worden, dat daarvoor op rooftocht ging. De plunderingen door twee opeenvolgende bezettingslegers maakten de levensomstandigheden heel hard voor de plaatselijke bevolking. Het ontstaan van roversbendes onder de ‘gewone’ mensen heeft te maken met de armoede die toen steeds groter werd.
De rondtrekkende dieven stalen in afgelegen hoeves, in windmolens, smidsen, vaak zelfs bij hun eigen buren. De buit bestond vooral uit kleding, die werd doorverkocht aan helers, en voedingswaren voor eigen gebruik. Geld werd er nauwelijks buitgemaakt: dat was er niet te vinden.
Sommige bendes werden legendarisch. Zo kennen we “de bende van Jan de Lichte”. Het ging hier niet om een gestructureerde organisatie, maar een losvast samenwerkingsverband van rabauwen en andere klassenlozen die nu eens met de ene, dan weer met de andere een slag sloegen. Misdaden waren doorgaans weinig heroïsch, zo werden Jan de Lichte en zijn kornuiten in 1747 bij een poging tot roofoverval met succes verjaagd of terechtgesteld.
In de Kempen leeft nog sterk het verhaal van de Bokkenrijders. Zij behoren thans tot het immaterieel cultureel erfgoed van Limburg.
“Honger ontmenselijkt. Een mens die honger heeft is niet in staat om zijn of haar kinderen goed (op) te voeden en belandt in een mentale put.” ** Het is niet te verwonderen dat zulke mensen dan soms rare “bokkesprongen” gaan maken.
Bokkenrijders waren volgens het volksgeloof personen of geesten, die op bokken door de lucht reden.
De strooptochten en afpersingen van deze ruwe rovers waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en kerken, pastorieën op het platteland. Later kregen de bokkenrijders bij sommigen een Robin Hood-achtige status. Tegenwoordig denkt men dat er sprake was van diverse criminele bendes en individuen, die geen connecties met elkaar hadden. Ook acht men een groot deel van de circa 1.200 beschuldigden en circa 500 veroordeelden onschuldig, omdat de meeste bekentenissen werden afgedwongen door middel van martelingen.
In Mysterieus Vlaanderen * vinden we volgend relaas:
‘Met de duivel de lucht in’
Het klinkt romantisch en fantasierijk: mannen die bij nacht en ontij op mekkerende bokken door de maanbeschenen lucht klieven. Toch hebben deze ‘Bokkenrijders’ in de achttiende eeuw flink huisgehouden in de hele grensstreek tussen Belgisch- en Nederlands-Limburg. Het keutervolk dacht dat ze deel uitmaakten van een geheim genootschap en dat ze trouw aan de duivel gezworen hadden. Sommigen geloofden zelfs dat de duivel zelf de gedaante van een bok had aangenomen om hen te helpen zich bliksemsnel door het zwerk te verplaatsen.
De bokkenrijders waren gevreesd. Tussen 1730 en 1775 zouden ze honderden overvallen hebben gepleegd. Ze doken overal tegelijk op en sloegen in één nacht toe in dorpen die mijlenver uit elkaar lagen. In een tijd waarin het paard het snelste vervoermiddel was voor de mens, leek alleen de tussenkomst van de duivel die snelle verplaatsingen te kunnen verklaren.
Bij de boeren zat de angst er goed in en de kwalijke faam van de Bokkenrijders verspreidde zich bliksemsnel over de hele streek. Die verhalen werden ‘s avonds bij het haardvuur nog aangedikt. Voor ze met een hazenhart gingen slapen, controleerde de pachter de sloten van de stallen en sprenkelde de boerin kwistig wijwater in het rond.
Tot vandaag zijn de Bokkenrijders blijven voortleven in romans, stripverhalen en films. De ware toedracht van hun verhaal is echter een stuk prozaïscher. Het genootschap zou een ordinaire, maar hier en daar goed georganiseerde dievenbende zijn geweest die alleen maar zo succesvol kon toeslaan door de angst en het bijgeloof van het arme keutervolk uit te buiten.
Wie gevat werd voor kruimeldiefstal, kreeg algauw te horen dat hij bij de Bokkenrijders hoorde. Op de pijnbank gaven beschuldigden dat vaak ook toe. Zo’n 500 mannen uit de streek werden terechtgesteld als vermeende Bokkenrijders, en dat in de ‘verlichte’ 18de eeuw.
De voor sommigen romantische legende eiste vele levens.
_________________________________________________________________________________________________________
Ook vandaag zijn in tijden van oorlog en bezetting de burgers uiteindelijk de grootste slachtoffers. Om te overleven moeten velen op de vlucht slaan, zelfs voor hun eigen ‘leiders’, zonder te weten waar – of bij wie – ze nog welkom zullen zijn. Zij dolen en vinden geen dak boven hun hoofd: thuisloos en armoedig. Zou het te verwonderen zijn als ook deze mensen uit wanhoop – of vooral om hun kinderen te beschermen – soms “rare bokkensprongen” maken ?
__________________________________________________________________________________Fantastoricus___________
* Bron: Mysterieus Vlaanderen (Davidsfonds/Leuven).
De auteurs zijn Robert Declerck, Margit Sarbogardi, Willy Schuyesmans.
** naar Suaad Al-qadrik, psychologe in Jemen.
meer op de blog fantastoricus.strikingly.com of facebook van Raphaël Snoeck
reageren kan ook op raphaelsnoeck@skynet.be